Return   Facebook

The Universal House of Justice

Ridván 1973

To the Bahá’ís of the World

Dearly loved Friends,

Met vreugdevol en dankbaar hart brengen wij u de tijding dat het wereldomvattende Negenjaren Plan in een overweldigende overwinning is geëindigd. Het Leger van Licht heeft zijn tweede wereldcampagne gewonnen; het heeft de doelen die het voor de verbreiding heeft gesteld overtroffen, en heeft een waarlijk indrukwekkende mate van universele deelneming te zien gegeven, de tweed doelstellingen van het Plan. Met diepgevoelde dankbaarheid maken wij gewag van de onophoudelijke stromen van kracht die Bahá'u'lláh over Zijn dienaren heeft uitgestort, waardoor het een ieder van ons mogelijk is geworden Hem een klein deel van het werk, de toewijding, de opoffering en de deemoed aan te bieden die Hij zo overvloedig heeft beloond. Ter gelegenheid van het eeuwfeest van de openbaring van het Heiligste Boek legt de Gemeenschap van de Grootste Naam haar bijdrage in de overwinning aan Zijn voeten, daarmede erkennende dat Hij ons die heeft geschonken.

2 Aan het einde van het Negenjaren Plan is de Zaak van God enorm veel meer verspreid en hechter gefundeerd, en zijn de eigen internationale banden sterker aangehaald dan toen het Plan in 1964 werd gelanceerd. Er zijn 95 nieuwe gebieden voor het Geloof opengelegd; de 69 Nationale Geestelijke Raden die de taak van de wereldgemeenschap op zich hadden genomen, zijn nu 113 in getal geworden, 5 meer dan was vereist. Deze embryonale secundaire Huizen van Gerechtigheid worden gesteund door meer dan 17.000 Plaatselijke Geestelijke Raden, 3.000 meer dan voor het doel benodigd waren en 12.000 meer dan bij het begin van het Plan. Er wonen Bahá'ís op 69.500 plaatsen, 15.000 meer dan was vereist, en 54.000 meer dan in 1964. Er is Bahá'í literatuur vertaald in 225 nieuwe talen, waardoor dit aantal nu komt op een totaal van 571. Er zijn 63 tempellanden, 56 nationale Hazíratu'l-Quds’s en 62 nationale bezittingen aan onroerend goed aangekocht, waardoor het totale aantal is gekomen op resp. 98, 112, en 104; 50 onderrichtsinstellingen en zomer- en winterscholen spelen hun rol bij de Bahá'í opvoeding en 15 uitgevers stichtingen verzorgen Bahá'í literatuur in de belangrijkste talen van de wereld. De Moedertempel van Midden- en Zuid-Amerika is gebouwd en ingewijd. Enkele doelen buiten onze invloedsfeer zijn bereikt louter en alleen door gunstige omstandigheden, zoals het verkrijgen van rechtspersoonlijkheid van raden en de erkenning van Bahá'í heilige dagen. Het stemt tot dankbaarheid te kunnen melden dat 90 Nationale Geestelijke Raden en 1556 Plaatselijke Geestelijke Raden –181 meer dan het vereiste totale aantal- rechtspersoonlijkheid hebben gekregen en dat in 64 landen de Bahá'í heilige dagen zijn erkend en in 40 het Bahá'í huwelijk rechtsgeldigheid heeft.

3 Deze grote verbreiding van het Geloof vereiste een leger van pioniers uit alle delen van de wereld. Twee keer werd er een grote oproep gedaan, voor resp. 461 en 733 mensen die samen met anderen die voor speciale posten waren gevraagd, een totaal vormden van 1344. De Gemeenschap van de Grootste Naam beantwoordde de oproep met 3553 mensen die daadwerkelijk hun woonplaatsen verlieten, waarvan er 2265 nog steeds op hun post zijn.

4 In het Wereldcentrum van het Geloof is men in steeds toenemende mate voortgegaan met de collationering en classificatie van de Bahá'í heilige Boeken en de geschriften van Shoghi Effendi, welke taak wordt gesteund en verrijkt met de vele arbeid van een speciaal comité dat is aangesteld door de Perzische Nationale Geestelijke Raad. Het aanwezige materiaal in het Wereldcentrum omvat ongeveer 2600 oorspronkelijke Tafelen van Bahá'u'lláh, 6000 van 'Abdu'l-Bahá, en 2300 brieven van Shoghi Effendi. Daarenboven zijn er nog ongeveer 18.000 geautentiseerde afschriften van dergelijke Tafelen en brieven. Deze zijn allemaal bestudeerd, er zijn belangrijke passages uit overgenomen en geclassificeerd en dit alles is gerangschikt onder 400 hoofdrubrieken.

5 Een Synopsis en Codificatie van de Wetten en Verordeningen uit de Kitáb-i-Aqdas –waarmee de geliefde Behoeder al zo ver was gevorderd en welk werk nu is voltooid- zal worden uitgegeven bij het eeuwfeest van de openbaring van dat Heiligste Boek; die herdenking zal, zoals is aangekondigd, zowel in het Heilige Land als in de gehele Bahá'í wereld met Ridván worden gevierd.

6 De Constitutie van het Universele Huis van Gerechtigheid, die door Shoghi Effendi is aangemerkt als Grootste Wet van het Geloof van Bahá'u'lláh, heeft zijn vorm gekregen en is uitgegeven.

7 De tuinen in Bahjí en op de berg Carmel zijn aanzienlijk uitgebreid, en er zijn plannen goedgekeurd voor een passende verzorging en verfraaiing van alle Bahá'í bezittingen rondom de heilige graftomben in Bahjí en Haifa.

8 De wereldomvattende verkondiging van het Geloof, een intensief en langdurig proces, werd in de derde fase van het Plan ingeluid en begon in oktober 1967 met de feestelijke viering van het eeuwfeest van Bahá'u'lláh’s Verkondiging aan de koningen en heersers, die zijn hoogtepunt vond in Zijn openbaring van de Súriy-i-Mulúk in Adrianopel. Deze historische gebeurtenis werd herdacht tijdens zes Intercontinentale Conferenties die gelijktijdig over de gehele wereld werden gehouden. Negen andere Oceanische en Continentale Conferenties gedurende het Plan droegen veel bij tot dit proclamatie-programma. De vijftien Conferenties werden door bijna 17.000 gelovigen bijgewoond, trokken veel publiciteit in pers en radio en werden aangegrepen als gelegenheid om hoogwaardigheidsbekleders en vooraanstaande personen met de goddelijke Boodschap bekend te maken. Uit naam van het Universele Huis van Gerechtigheid werd een speciaal voor dit doel uitgegeven boek aan 142 staatshoofden aangeboden, een boek dat de Engelse vertaling gaf van de Tafels en passages uit de geschriften van Bahá'u'lláh, waarin Hij, nu ongeveer 100 jaar geleden, Zijn machtige verkondiging aan de mensheid had neergelegd; deze geste was het begin van een campagne die zal voortgaan lang nadat het Negenjaren Plan is afgesloten.

9 De belangrijkste ontwikkeling in de verhouding van de Internationale Bahá'í Gemeenschap tot de Verenigde Naties was de accreditering van die gemeenschap als een non-gouvernementele organisatie met consultatieve status bij de Economische en Sociale Raad van de Verengde Naties. De Internationale Bahá'í Gemeenschap heeft nu een permanente vertegenwoordiger bij de Verenigde Naties, en heeft een kantoor in New York.

10 De geliefde en vereerde Handen van de Zaak hebben gedurende het Negenjaren Plan onschatbare en voortreffelijke diensten bewezen. In alle delen van de wereld hebben zij de breinden geïnspireerd, de Nationale Geestelijke Raden bijgestaan, het onderrichtwerk bevorderd en een onmisbaar aandeel geleverd aan het succes van het Plan. Een bezoek van een Hand van de Zaak heeft bij meer dan één achter opgeraakte nationale gemeenschap het tij doen keren; door de inspirerende invloed van de Hand werd snel en doeltreffend actie genomen, gevolgd door verbazingwekkende resultaten die de vooruitzichten van die gemeenschap in gunstige zin veranderden. Zij hebben voortreffelijke werken geschreven als bijdrage tot de literatuur van het Geloof.

11 Het doel van het Plan om de “Instelling van de Handen van de Zaak van God” uit te breiden “in overleg met de gehele groep van Handen van de Zaak met het oog op de toekomstige uitbreiding van hun voorgeschreven functies van bescherming en verbreiding” werd in fasen bereikt en leidde tot de vestiging [? MB] van elf Continentale Colleges van Raadgevers, waarvan de leden werden benoemd door het Universele Huis van Gerechtigheid, en die de verantwoordelijkheid op zich namen voor de Hulpraden voor de bescherming en verbreiding. De geliefde Handen waren niet langer persoonlijk gebonden aan een bepaald werelddeel –behalve wanneer zij er hun woonplaats hadden- maar breidden hun activiteiten uit over de gehele wereld. De Continentale Colleges van Raadgevers hebben reeds met de hulp en onder de leiding van, en ook in nauwe samenwerking met de Handen van de Zaak van God in de korte tijd van hun bestaan uitzonderlijke en waardevolle diensten bewezen.

12 Er zijn drie hoogstbelangrijke ontwikkelingen gedurende dit Negenjaren Plan naar voren gekomen, nl. dat de jeugd in het kader van het onderrichtwerk naar de voorste gelederen is doorgestoten, dat de financiële middelen van het Geloof een opgaande lijn vertonen, en dat er een verbazingwekkende uitbreiding is gekomen van hulpprojecten tussen Nationale Geestelijke Raden onderling.

13 De eerste ontwikkeling, de hartverwarmende opkomst van Bahá'í jeugd, heeft het beeld van het onderrichtwerk geheel gewijzigd; er zijn onneembare barrières genomen of overschreden door enthousiaste groepen jonge Bahá'ís die met grote toewijding en bezieling de goddelijke Boodschap hebben gebracht op een manier die aanvaardbaar bleek voor leden van hun eigen generatie, waardoor die is verspreid en nog wordt verspreid door alle geledingen van de maatschappij. De gehele Bahá'í wereld is blij verrast met deze ontwikkeling. De Bahá'í jeugd heeft de waarden en de maatstaven van de oude wereld overboord gegooid en is bezig de maatstaven van Bahá'u'lláh te leren en zich die eigen te maken om op die manier het goddelijke Programma aan te bieden en daarmee het gat op te vullen dat is ontstaan door het tenietgaan van de oude orde.

14 De enorme aanwas van de geldmiddelen van het Geloof kwam na een oproep daartoe tijdens het Plan, waarop de gehele Bahá'í gemeenschap hartverwarmend heeft gereageerd. Niet alleen het Internationale Bahá'í Fonds, maar ook de plaatselijke, nationale en de continentale fondsen van het Geloof zijn met grote offervaardigheid gesteund. Dit praktische bewijs van de liefde die de vrienden voor het Geloof voelen, heeft gemaakt dat het werk kon worden voortgezet -de hulp aan pioniers en reizende leraren, de oprichting van Mashriqu'l-Adhkárs en de aanwinst van Bahá'í bezit, de aankoop van heilige plaatsen in de bakermat van het Geloof en in het Wereldcentrum, de opbouw van onderwijsinstellingen en al die andere veelsoortige activiteiten van een krachtig voortschrijdende, opbouwende wereldgemeenschap. Het is interessant te weten dat 60% van de internationale fondsen van het Geloof is aangewend om het werk van Nationale Geestelijke Raden te steunen, het onderrichtwerk te bevorderen en de Zaak te beschermen tegen aanvallen in vele delen van de wereld. Zonder die hulp van de Bahá'í wereldgemeenschap zouden vele Nationale Geestelijke Raden niet in staat zijn geweest hun plannen voor verbreiding en verdieping te verwezenlijken. Het beheer van Huqúqu'lláh is versterkt ter voorbereiding op de verspreiding ervan naar andere delen van de wereld. In het Wereldcentrum werd een Internationaal Ondersteunings Fonds opgericht om hulp te bieden aan pioniers en reizende leraren die bereid waren hun diensten in te zetten, maar financieel daartoe niet in staat waren; dit fonds werd later uitgebreid voor de steun aan projecten op de nationale thuisfronten. Bijdragen aan het fonds is een dienst die altijd voor alle gelovigen van kracht zal blijven; de groei van het Geloof en de opkomst van het Bestuurstelsel vereisen van ons een steeds toenemende geldelijke bijdrage, in hoe geringe mate ook evenredig aan de genade en overvloed van de naar ons toestromende kracht van Bahá'u'lláh.

15 Toen het Plan werd gelanceerd, werden er 219 hulpprojecten ingesteld, waarbij nationale gemeenschappen hulp op financieel gebied en in de vorm van pioniers- en onderrichtswerk moesten verlenen aan andere gemeenschappen die over het algemeen geografisch op grote afstand lagen. De bedoeling hiervan was om de eenheid te versterken tussen ver uiteenliggende delen van de Bahá'í wereld met verschillende sociale, culturele en historische achtergronden. Aan het eind van het Plan waren meer dan 600 van dit soort projecten ten uitvoer gebracht. Samenwerking tussen de gemeenschappen onderling is verder ontwikkeld op het gebied van het uitgeven van Bahá'í literatuur, in het bijzonder in het Spaans, het Frans en Afrikaanse talen. In verband hiermee ligt een groot terrein braak om pogingen te ondernemen die vrucht zullen dragen.

16 In enkele landen is het tengevolge van gebrek aan vrijheid, feitelijke onderdrukking of wettelijke en materiele belemmeringen niet gelukt bepaalde doelen te verwezenlijken, zoals bv. het verkrijgen van rechtspersoonlijkheid of erkenning. Daar het Universele Huis van Gerechtigheid dit had voorzien, heeft het een beroep gedaan op nationale gemeenschappen in landen waar vrijheid heerst het Geloof te belijden en te verbreiden, om hun eigen doelen te overschrijden en op die manier ertoe bij te dragen dat het totale aantal doelen wel zou worden vervuld. Het is nog steeds onmogelijk gebleken te beginnen aan de bouw van de Mashriqu'l-Adhkár in Teheran, maar er zijn wel contracten getekend voor het uitwerken van gedetailleerde tekeningen, er zijn geologische metingen gedaan en alles is in gereedheid gebracht om onmiddellijk tot actie over te gaan zodra de toestand in Perzië dat toelaat.

17 In de periode van het Negenjaren Plan hebben enkele belangrijke gebeurtenissen plaats gehad die er niet direct betrekking op hadden. Allereerst had, in de omgeving van de Qiblih van de Bahá'í wereld, de herdenking plaats van het feit dat de Beloofde aller tijden honderd jaar tevoren voet aan wal had gezet in de gevangenisstad Akko, zoals in alle voorgaande heilige Boeken was voorzegd.

18 Men heeft eindelijk de Villa in Mazra’ih, die de geliefde Behoeder vele malen heeft genoemd als één van de “twee verblijven” waar de Gezegende Schoonheid na negen jaar opsluiting in de gevangenisstad Akko woonde, en die de gelovigen zeer dierbaar is vanwege haar associatie met hun Heer, kunnen aankopen, alsmede 24.000 m2 land dat zich aan de oostzijde ervan in de vlakte uitstrekt.

19 Met de oprichting van de obelisk die de plek aangeeft waar de toekomstige Mashriqu'l-Adhkár op de berg Carmel zal worden gebouwd, is een project voltooid dat door de geliefde Behoeder was aangevangen.

20 Er is een beslissing genomen over het gebouw dat als Zetel van het Universele Huis van Gerechtigheid zal dienen; deze beslissing is aan de Bahá'í wereld bekend gemaakt, en de eerste voorbereidingen voor de bouw ervan op de berg Carmel zijn getroffen op een terrein dat door Shoghi Effendi als de BOOG werd bestempeld.

21 De Zaak van God gaat op het ogenblik met rasse schreden voorwaarts en wij mogen met vertrouwen de dag tegemoet zien waarop deze gemeenschap, met Gods welbehagen, de stadia zal hebben doorlopen die haar Behoeder heeft voorzegd en waarop zij op deze gekwelde planeet de fraaie woningen van Gods eigen Koninkrijk zal hebben opgericht, waarin de mensheid een eind kan maken aan de verwarring, de chaos en vernietiging die zij zelf heeft veroorzaakt en de haat en het geweld van deze tijd zullen zijn omgezet in blijvende gevoelens van wereldbroederschap en vrede. Dit alles zal tot stand worden gebracht binnen het Verbond van de eeuwige Vader, het Verbond van Bahá’u’lláh.

 

Windows / Mac