Return   Facebook

The Universal House of Justice

Ridván 1972

To the Bahá’ís of the World

Dearly loved Friends,

Aan het begin van het laatste jaar van het Negen Jaren Plan bevindt de Bahá'í wereldgemeenschap zich aan de drempel van een overweldigende overwinning. Met een dankbaar hart betuigen wij onze erkentelijkheid voor het voortdurend welslagen van alle krachtsinspanningen, alsmede voor de goddelijke gunsten die bij voortduring neerdaalden over deze gezegende en steeds groeiende embryonale wereldorde.

2 De Mashriqu'l-Adhkár in Panama, de Moeder Tempel van Midden en Zuid Amerika, zal dit jaar met Ridván worden ingewijd. Drie geliefde Handen van de Zaak zullen deze historische gebeurtenis bijwonen, en wel: Amatu'l-Bahá Rúhiyyih Khánum als vertegenwoordigster van het Universele Huis van Gerechtigheid, Ugo Giachery en Dhikru'lláh Kháden. Het van fantasie en bezieling getuigende ontwerp van de architect Peter Tillotson is op schitterende wijze tot werkelijkheid gebracht, en uit naam van de gehele Bahá'í wereld bieden wij de Nationale Geestelijke Raad van Panama onze welgemeende Gelukwensen aan voor dit bereikte resultaat.

3 Ofschoon van het Geloof in 'Iráq helaas tot gevolg hebben gehad dat de Nationale Geestelijke Raad van dat land moest worden ontbonden, zullen toch de dertien nieuwe Nationale Geestelijke Raden die dit jaar met Ridván zullen worden gevormd, het totale aantal pijlers van het Universele Huis van Gerechtigheid brengen op 113.

4 De doelen die gesteld zijn voor de aankoop van grondbezittingen en de vestiging van onderricht instellingen staan er goed voor, en in de landen waar geen wettelijke belemmeringen in de weg staan, worden met het verkrijgen van rechtspersoonlijkheid van Raden en het erkennen van het Bahá'í huwelijk en heilige Dagen goede vorderingen gemaakt.

5 Vooral aan de doelen op het gebied van het onderricht moeten wij onze aandacht en inspanningen wijden. Ofschoon in meer dan 260 gebieden het vereiste doel van plaatsen waar Bahá'ís woonachtig zijn, is bereikt en in enkele gevallen dat aantal reeds is overschreden waardoor de Bahá'í wereldgemeenschap verheugd kan zijn, het totale aantal plaatsen dat over de gehele wereld in het Plan was opgenomen, te hebben overtroffen, zijn er toch nog 60 gebieden waar dit doel alsnog behaald moet worden; en daaraan moet tussen nu en Ridván 1973 absolute prioriteit gegeven worden. Er wordt verwacht dat er met Ridván een groot aantal nieuwe Plaatselijke Geestelijke Raden zal zijn gevestigd; zo gauw men zeker is van de stand van zaken, zal er een gedetailleerde opgave van al die gebieden ter wereld die hun doel als plaatsen en als Plaatselijke Geestelijke Raden nog niet verwezenlijkt hebben, aan alle Nationale Geestelijke Raden worden gezonden voor onmiddellijke bekendmaking aan de vrienden.

6 De verwachting is, dat gedurende het laatste jaar van het Plan het beginsel van samenwerking tussen de Nationale Geestelijke Raden nog veel verder zal worden uitgebreid, en niet alleen beperkt zal blijven tot de speciale opdrachten van het Negenjaren Plan. De gemeenschappen die reeds doel hebben bereikt of daar zeer na aan toe zijn, moeten het beeld dat de wereld aan de hand van bovengenoemde opgave biedt, in ogenschouw nemen en, zonder hun eigen kans op succes in gevaar te brengen, alles doen om hun mede-gemeenschappen met pioniers en reizende leraren, of op welke andere manier dan ook bij te staan. Een dergelijke gang van zaken zal de eenheid en saamhorigheid van de Bahá'í wereldgemeenschap bijzonder ten goede komen.

7 Intussen doen wij een beroep op alle gelovigen, waar ook ter wereld, om met volle overgave hun persoonlijke omstandigheden onder de loep te nemen en zich, nu er nog tijd is, aan te melden om de internationale pioniersposten van het Plan te vervullen. Er is nog dringende behoefte aan 267 pioniers 75 in Afrika, 57 in Noord Midden en Zuid Amerika, 40 in Azië, 30 in Australië en Nieuw Zeeland, en 65 in Europa.

8 De zeer grote vooruitgang, geboekt sinds Ridván 1964, het jaar waarin het Negenjaren Plan een aanvang nam, en waarmee het georganiseerde en zinvolle proces van onderricht op wereldniveau, dat onze geliefde Behoeder met de lancering van de Tienjaren Kruistocht in werking zette, dwingt ons onze aandacht gericht te houden op de nieuwe behoeften van deze steeds groeiende wereldorde, zowel wat betreft haar eigen organische leven als haar relatie tot de op instorten staande maatschappelijke wereld waarin zij is geplaatst. De kloof tussen de opvattingen van de wereld en die van de Zaak van God wordt met de dag wijder. En toch moeten die twee elkaar op den duur vinden. De Bahá'í gemeenschap moet in steeds toenemende mate haar vermogen tonen de bandeloosheid, het gebrek aan samenhang, de vrije moraal en de goddeloosheid van de huidige samenleving te keren; de wetten, de godsdienstige verplichtingen, het nakomen van het Bahá'í leven, de zedelijke beginselen en maatstaven van waardigheid, welgevoeglijkheid en eerbied in Bahá'í zin, moeten diep in het Bahá'í bewustzijn worden ingeprent en deze gemeenschap daar steeds meer van doordringen en eraan kenbaar doen zijn. Zo'n proces zal een grote ontwikkeling vereisen van de rijpheid en doeltreffendheid van de Plaatselijke Geestelijke Raden. De zin en het gehalte van de Zaak moeten steeds beter begrepen en dapper in stand gehouden worden. De invloed van het Continentale College van Raadgevers en het werk van hun Hulpraden moeten groeien en in de gehele structuur van de Bahá'í gemeenschap merkbaar worden. Er moet een veelomvattend en samenhangend programma op gang worden gebracht voor de produktie van Bahá'í literatuur.

9 Onze directe en onontkoombare taak is echter om er zeker van te zijn dat ieder te bereiken doel van het Negenjaren Plan ook inderdaad bereikt wordt. Dit moet ten koste van alles gebeuren. Men moet geen opoffering, of het opgeven van teder gekoesterde plannen uit de weg gaan teneinde zich van deze "belangrijkste" van de vele "belangrijke" plichten die voor ons liggen, te kwijten. Wie mag er aan twijfelen dat één laatste, ontzaglijke krachtsinspanning met het beoogde succes beloond zal worden? Zelfs nu staan de Fiji eilanden, de nationale gemeenschap die de eerste lauweren heeft geoogst in verband met het feit dat zij alle opgedragen taken heeft vervuld, aan de spits van de schare zich verheugende en zegevierende gemeenschappen van het Leger van Licht. We doen er goed aan te trachten de bahá’í-jeugd te evenaren van wie de recente opkomst naar de voorhoede van proclamatie en onderricht één van de bemoedigendste en belangrijkste ontwikkelingen in het Geloof is, en die door voortdurend, voorafgaand en ononderbroken gebed de poorten des hemels bestormen voor steun bij hun ondernemingen. Wij zijn allemaal in staat Bahá’u’lláh te verzoeken om Zijn Goddelijke almachtige bijstand en Hij zal ons zeker helpen. Want Hij is de Verhoorder van gebeden, de Beantwoorder.

 

Windows / Mac