Return   Facebook

The Universal House of Justice

Ridván 2022

To the Bahá’ís of the World

Dearly loved Friends,

1. Een jaar van voorbereiding en bezinning, en ook van grote inzet, is afgesloten, een jaar dat zich onderscheidt door de wereldwijde inspanningen van de vrienden om de honderdjarige Hemelvaart van ‘Abdu’l-Bahá te herdenken, mede door het zenden van vertegenwoordigers om deel te nemen aan een speciale bijeenkomst ter ere van Hem in het Heilige Land. Door deze inspanningen is de inspiratie die het leven van ‘Abdu’l-Bahá heeft geschonken, door talloze zielen gevoeld en niet alleen door bahá’ís. Zijn zorg voor ieder lid van de menselijke familie, Zijn onderrichtswerk, Zijn bevordering van ondernemingen voor educatie en sociaal welzijn, Zijn diepgaande bijdragen aan discoursen in zowel het Oosten als in het Westen, Zijn hartgrondige aanmoediging van projecten om Huizen van Aanbidding te bouwen, Zijn vormgeving van vroege vormen van bahá’í-bestuur, Zijn cultivering van uiteenlopende aspecten van het gemeenschapsleven – al deze elkaar aanvullende facetten van Zijn leven waren een weerspiegeling van Zijn voortdurende en volledige toewijding aan het dienen van God en het dienen van de mensheid. Meer nog dan dat ‘Abdu’l-Bahá een persoon was met ongeëvenaard moreel gezag en een buitengewoon geestelijk inzicht, was Hij ook een zuiver kanaal waardoor de krachten, vrijgekomen door de Openbaring van Bahá’u’lláh, op de wereld konden inwerken. Om de maatschappijopbouwende kracht die het Geloof bezit te begrijpen, hoeft men niet verder te kijken dan naar hetgeen ‘Abdu’l-Bahá bereikt heeft tijdens Zijn beleidsperiode en de transformerende gevolgen van de leiding die onophoudelijk uit Zijn pen vloeide. Zoveel van de wonderbaarlijke vooruitgang die de huidige bahá’í-gemeenschap heeft geboekt – en die in onze boodschap aan u van afgelopen Riḍván werd geschetst – vindt zijn oorsprong in de daden, besluiten en aanwijzingen van ‘Abdu’l-Bahá.

2. Hoe passend is het dan dat het collectieve eerbetoon van de bahá’í-gemeenschap aan haar volmaakte Voorbeeld de opmaat vormt voor de aanvang van een enorme onderneming die erop gericht is de maatschappijopbouwende kracht van het Geloof in steeds grotere mate vrij te maken. De werkterreinen die binnen de reikwijdte van het Negenjarenplan en van de huidige reeks plannen vallen, zijn gericht op de verwezenlijking van dit overkoepelende doel. Het is ook de focus van de meer dan 10.000 conferenties die over de hele wereld worden gehouden om de lancering van deze grote geestelijke onderneming te markeren. Deze conferenties, die naar verwachting een nog niet eerder vertoond aantal deelnemers zullen verwelkomen, brengen niet alleen bahá’ís bijeen, maar ook vele andere die de mensheid een warm hart toedragen en die met hen het verlangen delen om eenheid te bevorderen en de wereld te verbeteren. Hun vastberadenheid en sterke doelgerichtheid zijn zichtbaar in de geest die is gegenereerd op de bijeenkomsten die reeds hebben plaatsgevonden. De deelnemers werden daar in beweging gebracht, zowel door de dynamische consultaties waaraan zij hebben bijgedragen als door de gemeenschappelijke visie die tijdens deze vreugdevolle bijeenkomsten is verkend. Wij kijken met hoopvolle verwachting uit naar wat de komende maanden en jaren zullen brengen.

3. Sinds wij onze boodschap van 30 december 2021 aan de Conferentie van Raadgevers hebben gericht, onderzoeken Nationale Geestelijke Raden en Regional Bahá’í Councils aandachtig de mogelijkheden om het groeiproces in de clusters binnen hun rechtsgebied gedurende het Negenjarenplan te intensiveren. Wij denken dat het voor het meten van de vooruitgang in de loop van de tijd zinvol is om het Plan te zien als zich ontvouwend in twee fasen, van vier en vijf jaar, en de Nationale Raden waren gevraagd om na te denken over de vooruitgang die zij verwachten te zien in hun gemeenschappen tegen Riḍván 2026 en vervolgens tegen Riḍván 2031. Deze beoordeling omvatte ook een her-evaluatie van de clustergrenzen, en het resultaat van deze aanpassingen is dat het totale aantal clusters in de wereld met een kwart is gestegen en nu meer dan 22.000 bedraagt. Te oordelen naar de ontvangen prognoses wordt geschat dat er tegen het einde van het Plan in ongeveer 14.000 van deze clusters een groeiprogramma op enig niveau van ontwikkeling zal bestaan. Het aantal van deze clusters waar het groeiprogramma als intensief kan worden beschouwd, zal in dezelfde periode naar verwachting stijgen tot 11.000. En daarvan zal het aantal clusters waar de derde mijlpaal is gepasseerd, tegen 2031 naar verwachting boven de 5.000 uitkomen. Het lijdt geen twijfel dat het realiseren van een dergelijke vooruitgang een kolossale inspanning zal vergen gedurende de gehele looptijd van het Plan. Toch vinden wij het een waardig streven, want het is een ambitieuze maar serieuze inschatting van wat binnen bereik ligt.

4. Dit is veelzeggend. Dergelijke doelstellingen zouden niet realistisch kunnen worden overwogen als de bestuurlijke instituten en instellingen zich niet sterk hadden ontwikkeld, waardoor zij aanzienlijk beter in staat zijn om de zaken te beheren van een gemeenschap waarvan de activiteiten zich zo snel hebben vermenigvuldigd en die een groot en groeiend aantal verwante zielen omarmen. Een dergelijke groei zou niet kunnen worden nagestreefd indien niet op alle niveaus, tot aan de basis van de gemeenschap, het verlangen om te leren – om te handelen, te reflecteren, inzichten te verwerven en de elders opgedane inzichten mee te nemen – zou zijn gecultiveerd. En de inspanning die dergelijke prognoses met zich meebrengen zou nauwelijks haalbaar zijn als in de bahá’í-wereld een systematische benadering van het onderrichtswerk en van de ontwikkeling van het menselijk potentieel niet steeds krachtiger was geworden. Dit alles heeft ertoe geleid dat de bahá’í-gemeenschap zich meer bewust is geworden van haar eigen identiteit en doel. De vastbeslotenheid om naar buiten gericht te zijn in het proces van gemeenschapsopbouw is al op vele, vele plaatsen een vast aspect van de cultuur geworden; het is nu in een toenemend aantal gemeenschappen tot bloei gekomen in een besef van ware verantwoordelijkheid voor de geestelijke en materiële vooruitgang van steeds grotere groepen binnen de samenleving, ver voorbij het lidmaatschap van de Bahá’í-gemeenschap zelf. De inspanningen van de vrienden om gemeenschappen te bouwen, maatschappelijke actie te ontplooien en bij te dragen aan de heersende discoursen in de samenleving zijn samengesmolten tot één wereldwijde onderneming, met elkaar verbonden door een gemeenschappelijk actiekader, gericht op het helpen van de mensheid om haar aangelegenheden te vestigen op een fundament van geestelijke principes. De betekenis van de beschreven ontwikkelingen, die honderd jaar na de instelling van het Bestuursstelsel dit punt hebben bereikt, mag niet vergeten worden. In de buitengewone toename van capaciteit die zich in de laatste twee decennia heeft voorgedaan – en die het voor de bahá’í-wereld mogelijk heeft gemaakt haar inspanningen te zien in termen van het vrijmaken van de maatschappijopbouwende kracht van het Geloof – zien wij het onweerlegbare bewijs dat de Zaak van God het zesde tijdvak van haar Vormende Tijdperk is binnengegaan. Vorige Riḍván kondigden wij aan dat het wijdverspreide fenomeen van grote aantallen mensen die deelnemen aan bahá’í-activiteiten, die aangestoken door geloof de vaardigheden en bekwaamheden verwerven om hun gemeenschappen te dienen, aangaf dat het derde tijdvak van het Goddelijke Plan van de Meester was aangebroken; aldus markeert het Eenjarige Plan, bij zijn aanvang toen en bij zijn afsluiting nu, een reeks historische vorderingen die door het gezelschap van de getrouwen zijn gemaakt. En op de drempel van een nieuwe, machtige onderneming staat dit verenigde lichaam van gelovigen klaar om de mogelijkheden aan te grijpen die wijd voor hem open liggen.

5. Een belangrijk kenmerk van het tijdvak dat nu eindigt, was de oprichting van de laatste van de continentale Huizen van Aanbidding en het initiëren van projecten om Huizen van Aanbidding op te richten op nationaal en lokaal niveau. Bahá’ís over de hele wereld hebben veel geleerd over het concept van de Mashriqu’l-Adhkár en het samengaan van aanbidding en dienstbaarheid dat het belichaamt. Gedurende het zesde tijdvak van het Vormende Tijdperk zal er nog veel meer geleerd worden over het pad dat leidt van de ontwikkeling binnen een gemeenschap van een bloeiend devotioneel leven – en de dienstbaarheid die het inspireert – tot de verschijning van een Mashriqu’l-Adhkár. Consultaties met verscheidene Nationale Geestelijke Raden zijn begonnen, en naarmate deze vorderen, zullen wij periodiek plaatsen aankondigen waar in de komende jaren een Bahá’í-huis van Aanbidding zal worden opgericht.

6. Onze vreugde over het steeds krachtiger worden van de gemeenschap van de Grootste Naam wordt getemperd door onze diepe bedroefdheid bij het zien van de aanhoudende omstandigheden en conflicten in de wereld die ellende en wanhopig lijden veroorzaken – in het bijzonder bij het waarnemen van de heropleving van destructieve krachten die internationale betrekkingen hebben verstoord en verschrikkingen onder bevolkingen hebben gebracht. Wij weten goed en zijn verzekerd dat, zoals bahá’í-gemeenschappen herhaaldelijk in vele verschillende contexten hebben laten zien, de volgelingen van Bahá’u’lláh zich inzetten om hulp en steun te bieden aan de mensen om hen heen, hoe benard hun eigen omstandigheden ook zijn. Maar totdat de mensheid als geheel zich verplicht zijn aangelegenheden te vestigen op fundamenten van gerechtigheid en waarheid, is hij helaas gedoemd van de ene crisis naar de andere te strompelen. Als het recente uitbreken van de oorlog in Europa enige lering voor de toekomst zal opleveren, bidden wij dat deze zal dienen als een dringende herinnering aan de koers die de wereld moet volgen, wil hij een waarachtige en duurzame vrede bereiken. De principes die Bahá’u’lláh aan de vorsten en presidenten van Zijn tijd heeft verkondigd, en de zwaarwegende verantwoordelijkheden waarmee Hij heersers van toen en nu belastte, zijn vandaag de dag wellicht nog relevanter en noodzakelijker dan toen zij voor het eerst door Zijn pen werden opgetekend. Voor de bahá’ís is de onverbiddelijke voortgang van het Grote Plan van God – dat beproevingen en beroeringen met zich meebrengt, maar de mensheid uiteindelijk naar rechtvaardigheid, vrede en eenheid drijft – de context waarbinnen het Kleine Plan van God, waarmee de gelovigen zich voornamelijk bezighouden, zich ontvouwt. Het disfunctioneren van de huidige samenleving maakt de noodzaak van het vrijmaken van de maatschappijopbouwende kracht van het Geloof overduidelijk en dringend. We kunnen niet anders dan verwachten dat de wereld voorlopig nog zal worden geteisterd door stuiptrekkingen en beroeringen; u zult dan ook ongetwijfeld begrijpen waarom elke vurige smeekbede die wij offeren om alle kinderen van God te verlossen van verbijstering en bittere ontberingen, gepaard gaat met een even innig gebed voor het welslagen van de zo noodzakelijke dienst die u bewijst voor de Zaak van de Vredevorst.

7. In elk cluster waar de activiteiten van het Plan aan kracht winnen, zien wij de ontwikkeling van gemeenschappen met de nobele kenmerken die we beschreven in de boodschap van 30 december 2021. Naarmate samenlevingen spanningen van uiteenlopende aard ondergaan, moeten de volgelingen van de Abhá-schoonheid zich meer en meer onderscheiden door hun kwaliteiten van veerkracht en rationaliteit, door hun voorbeeldig gedrag en hun vasthouden aan principes, en door het mededogen, de onthechting en de verdraagzaamheid waarvan zij blijk geven in hun streven naar eenheid. Keer op keer hebben de onderscheidende eigenschappen en houdingen die de gelovigen in perioden van acute moeilijkheden hebben getoond, mensen ertoe gebracht zich tot bahá’ís te wenden voor uitleg, advies en steun, vooral wanneer het leven van een samenleving wordt verstoord door gevaar en onvoorziene ontwrichtingen. Wij zijn er ons bij het delen van deze observaties van bewust dat de bahá’í-gemeenschap zelf ook de gevolgen ondervindt van de krachten van desintegratie die in de wereld werkzaam zijn. Bovendien zijn wij ons ervan bewust dat hoe groter de inspanningen van de vrienden zijn om het Woord van God te bevorderen, des te sterker de tegenkrachten zullen zijn die zij, vroeg of laat, van verschillende kanten zullen ontmoeten. Zij moeten hun verstand en geest sterken tegen de beproevingen die zeker zullen komen, opdat deze de zuiverheid van hun inspanningen niet aantasten. Maar de gelovigen weten dat, welke stormen er ook komen, de ark van de Zaak tegen alle bestand is. In de opeenvolgende fasen van zijn reis heeft hij de elementen doorstaan en op de golven voortbewogen. Nu is hij op weg naar een nieuwe horizon. De bekrachtigingen van de Almachtige zijn de windvlagen die zijn zeilen vullen en hem voortstuwen naar zijn bestemming. En het Verbond is het baken, dat het heilige schip op zijn vaste koers houdt. Mogen de hemelse scharen zegeningen zenden over allen die er op varen.

 

Windows / Mac