The Universal House of Justice
Ridván 1995
To the Bahá’ís of the World
Dearly loved Friends,
Op deze Feestdagen der feestdagen begroeten wij u, intens verheugd over de toegenomen activiteit van de gehele Bahá'í gemeenschap gedurende het afgelopen jaar, en met hooggespannen verwachtingen voor wat er in het laatste jaar van het Driejarenplan bereikt kan en moet worden. De wanhoop die leiders van naties en volkeren bevangt in hun streven naar oplossingen voor dringende maatschappelijke problemen vervult ons met zowel zorg als hoop. In wezen komt deze wanhoop neer op een wereldwijde roep om de leringen van Bahá'u'lláh, waarlijk een uitdaging en een belofte die door geen enkele consciëntieuze Bahá'í instelling of Bahá'í genegeerd kan worden.
2. De gebeurtenis die deze sombere kijk het treffendst heeft weerspiegeld was de recente wereldtop over maatschappelijke ontwikkeling, de jongste in een reeks internationale door de Verenigde Naties bijeengeroepen vergaderingen van wereldleiders. Maar hoe klein de direkte invloed van dergelijke evenementen op het beleid van regeringen ook is, hoeveel onverschilligheid en onwetendheid er ook over heerst onder de overgrote meerderheid van de wereldbevolking, het achter elkaar zien plaatsvinden ervan duidt voor iedere Bahá'í die dit beziet op een geleidelijke ontwikkeling in de richting van de uiteindelijke vervulling van Bahá'u'lláhs wil, dat de regeerders van naties bij elkaar komen om te beraadslagen en te beslissen over de actuele problemen waarvoor een samenleving die steeds meer wereldwijd wordt zich gesteld ziet.
3. Die gedenkwaardige gebeurtenis in Kopenhagen bood een goede gelegenheid voor een indrukwekkende Bahá'í inspanning waarbij circa 250 vrienden uit meer dan 40 landen betrokken waren, om de deelnemers aan de topconferentie en het bijbehorende NGO forum bekend te maken met de geneesmiddelen die de Goddelijke Geneesheer heeft voorgeschreven. Deze inspanning werd ook na de topconferentie voortgezet en duurt nu nog voort op vele plaatsen over de hele wereld. Dankbaar juichen wij de Bahá'í instellingen, bureaus en individuen die deze vloedgolf van activiteiten vóór, tijdens en na de topconferentie hebben voortgebracht van harte toe, want zij heeft geresulteerd in zowel de verdere vooruitgang van onze wereldgemeenschap bij het beïnvloeden van de processen die tot de Kleine Vrede leiden, als een verveelvoudiging van mogelijkheden om de hervormende Boodschap van Bahá'u'lláh verder te verspreiden. Naarmate dergelijke wereldgebeurtenissen met steeds grotere regelmaat plaatsvinden en de Bahá'í gemeenschap haar doelen met toegenomen intensiteit nastreeft, kunnen wij duidelijker zien hoe de parallelle processen waarover Shoghi Effendi enkele tientallen jaren geleden schreef elkaar steeds dichter naderen; het ene proces leidt tot de politieke eenheid der naties, het andere tot de uiteindelijke vereniging van de harten in één gemeenschappelijk geloof.
4. Wij maken deze constateringen tegen een bemoedigende achtergrond van ontwikkeling in de Bahá'í gemeenschap gedurende het tweede jaar van het Driejarenplan. Nog aangrijpender dan de sprong in extern gerichte activiteiten op plaatselijk en nationaal niveau zijn de bewijzen van een kwalitatieve verandering in de respons van gelovigen overal op de oproep om te onderrichten. Deze toename van onderrichtsactiviteit duidt op een dieper begrip van deze onontkoombare persoonlijke plicht, een bemoedigende situatie, die het resultaat is van verschillende stimulerende factoren, die alle tezamen veel goeds voorspellen voor de langverwachte toevloed van groepen nieuwe gelovigen. Onder deze factoren zijn de aandacht die de compilatie over toetreding in groepen, die in steeds meer talen verschijnt, krijgt, de invloed van het feit dat Internationale en Continentale Raadgevers zich over de hele wereld begeven, de evolutie in het functioneren van de Hulpraadsleden en hun assistenten, het effect van de nadruk die de opvoeding van kinderen krijgt, en het elan waarmee de jongeren onderrichtsprojecten op gang brengen en deelnemen aan een scala van andere Bahá'í activiteiten.
5. Een bijdrage aan dit positieve beeld wordt geleverd door de steeds toenemende kracht van de Geestelijke Raden, die te kampen hebben met veelvuldige uitdagingen, terwijl ze in de eerste plaats pogen zich te richten op de behoeften van het onderrichtswerk. Wij denken vooral aan de lasten die de Nationale Geestelijke Raden dragen nu de gemeenschappen in hun gezagsgebied steeds diverser van samenstelling worden, en er steeds complexere eisen worden gesteld aan hun leiding en bijstand.
6. De gezamenlijke indruk die de verschillende ontwikkelingsstadia waarin de gemeenschap is beland maken wijst erop dat er veel aandacht wordt besteed aan het drievoudige thema van het Plan: het versterken van de levenskracht van het geloof van de individuele Bahá'ís, het sterk ontwikkelen van de menselijke hulpbronnen van de Zaak en het bevorderen van het functioneren van de plaatselijke en nationale Bahá'í instituten. Maar aangezien er op deze gebieden nog veel te doen is, wordt er een krachtiger respons vereist van individuen en instituten, wil onze gemeenschap de verwoestende uitwerking van een algemeen heersend moreel verval bestrijden, een massaal leger van toegewijde zielen op de been brengen om te voldoen aan de eisen die worden gesteld door het onderricht en door het bestuurlijke werk van het Geloof, en onze instituten in gereedheid brengen voor de taken die een explosieve groei van de gemeenschap zeker zal stellen.
7. Essentieel voor een doelmatige respons op de uitdagingen waar de gemeenschap nu voor staat zijn de volgende vereisten die in het bijzonder zijn gericht aan het individu en de Plaatselijke Geestelijke Raad: Aan de ene kant is er de plicht en het voorrecht van het initiatief dat iedere individuele gelovige moet nemen bij het onderrichten van de Zaak en het verkrijgen van een dieper begrip van het doel en de eisen van het Geloof. Parallel aan de uitoefening van dit initiatief loopt de noodzaak dat de individuele gelovige deelneemt aan collectieve inspanningen als bijeenkomsten en projecten van de gemeenschap. Aan de andere kant is er de rol van de Plaatselijke Geestelijke Raad om de initiatieven van individuele gelovigen zo veel mogelijk toe te juichen en aan te moedigen, en er zo goed mogelijk ruimte voor te scheppen; bovendien is er de verantwoordelijkheid van de Raad om plannen te ontwikkelen of te bevorderen waarin gebruik wordt gemaakt van de talenten en mogelijkheden van de individuele gemeenschapsleden, en waarin individuen bij collectieve acties worden betrokken, zoals onderrichts- en ontwikkelingsprojecten, instituten en andere groepsactiviteiten. Serieuze pogingen om deze onafscheidbare vereisten te verwezenlijken zullen resulteren in groei en consolidatie van de gemeenschap en het bevorderen van een klimaat van verenigde daadkracht.
8. Gedurende het laatste jaar was er een scherpe stijging in het aantal bezoeken aan het Wereldcentrum door hoge regeringsambtenaren, andere hoogwaardigheidsbekleders en mediavertegenwoordigers, waaruit blijkt dat het belang van het geestelijke en bestuurlijke centrum van het Geloof in de ogen van de wereld toeneemt. Dit lijkt een tendens te bevestigen in de richting van grotere bekendheid bij de nationale regeringen met het zich ontwikkelende centrum van een wereldgeloof. Als we deze tendens waarnemen vanaf de Berg Gods, de plaats van de huidige bouwprojecten, en haar in samenhang met de ontwikkelingen in plaatselijke en nationale Bahá'í gemeenschappen beschouwen, groeit ons besef van de zich ontvouwende werkelijkheid van de visie die Shoghi Effendi toonde toen hij uitlegde wat het betekent om gebouwen op te trekken die de wereldwijde bestuurlijke zetel van het Geloof van Bahá'u'lláh vormen. "Dit geweldige en onweerstaanbare proces," zij hij, "zal synchroon lopen met twee net zo belangrijke ontwikkelingen: de vestiging van de Kleine Vrede en de evolutie van de nationale en plaatselijke Bahá'í-instituten." Het is een visie waardoor, gegeven de toestand van de wereld, het op schema voltooien van de Carmelprojecten dringend noodzakelijk wordt.
9. Deze projecten maken opmerkelijk snel voortgang; de omvang en ontluikende pracht ervan doen pelgrims, toeristen en de plaatselijke bewoners versteld staan. Er wordt aan alle bouwwerken tegelijk gewerkt. Het werk aan zeven van de terrassen onder en vijf boven de graftombe van de Báb is in volle gang. Dit jaar zijn er meer bouwcontracten getekend dan in enig voorgaand jaar, waaronder het contract dat werd toegekend aan een Italiaanse firma voor de levering van het marmer voor de gebouwen aan de Ark. Het werk heeft duidelijk een vaart gekregen die geen oponthoud meer kan lijden. Een daarmee overeenstemmende vaart in de stroom van bijdragen is daarom noodzakelijk, wil de overgebleven veertig miljoen dollar die benodigd is voor het doel van het Driejarenplan, vierenzeventig miljoen dollar, voor Ridván 1996 bijeengebracht worden.
10. Het nieuwe jaar begint veelbelovend met de vorming van vijf Nationale Geestelijke Raden deze Ridván. Wij worden op de vijf inaugurele nationale conventies vertegenwoordigd door Hand van de Zaak van God Amatu'l-Bahá Ruhíyyih Khanum in Armenië en Georgië, Hand van de Zaak `Ali-Muhammad Varqá in Wit-Rusland en op Sicilië, Raadgever Hushang Ahdieh in Eritrea. Bovendien zullen in deze periode de gemeenschappen van Bophuthatswana, Ciskei, Zuid-Afrika en Transkei samengaan onder de jurisdictie van één Nationale Geestelijke Raad van Zuid-Afrika, om de recente politieke hereniging van dit gebied te weerspiegelen. Als gevolg hiervan zal het aantal Nationale Geestelijke Raden over de hele wereld stijgen van 172 tot 174.
11. Geliefde medewerkers: nog meer dan door de noodzaak om onze doelen te behalen, worden we door de huidige benarde toestand van de mensheid gesommeert onze daadkracht te verdubbelen. De stormwolk van wanhoop die boven het lot van een geesteszieke wereld hangt is in werkelijkheid het voorteken van de lenteregen die de geestelijke en materiële dorst van ieder volk kan lessen. Hij hoeft alleen maar door aanhouden en overtuigd onderrichten te worden bestrooid. Hoewel het volbrengen van dit onderricht voor bekrachtiging afhankelijk is van het werk van Bahá'í instituten, rust het in de eerste en laatste plaats op de schouders van individuele Bahá'ís.
12. Laat u niet hinderen of bang maken door overmatige zelfkritiek of gevoelens van onvolkomenheid, onkunde of onervarenheid. Begraaft uw angsten in de beloftes van Bahá'u'lláh. Heeft Hij niet verzekerd dat op een ieder die Zijn Naam noemt de "heerscharen van goddelijke inspiratie" zullen neerdalen en dat op zo iemand de "Schare uit den hoge zal neerdalen waarbij elkeen een kelk uit zuiver licht omhoog houdt"? Komt dan naar voren in de arena waar al Zijn geliefden even dringend worden uitgenodigd, even grote uitdagingen krijgen en overvloedig gezegend worden. Want onderrichten, bevestigd Bahá'u'lláh zelf, is de "verdienstelijkste aller daden". En op dit uitzonderlijke tijdstip in de geschiedenis van de planeet, is niets van crucialer belang dan het uitnodigen van mensen van alle typen en alle talenten tot het feestmaal van de Heer der Heerscharen.
13. Bij het verzenden van deze brief staat ons een duidelijke visie voor ogen van onnoemelijke overwinningen die klaar staan om geoogst te worden. Wij zijn er zeker van dat u een aaneenschakeling hiervan kunt behalen in de resterende tijd van het Driejarenplan. Naar juist dit resultaat moet serieus gestreefd worden, om de weg te bereiden voor de volgende wereldwijde onderneming die Ridván 1996 van start gaat. Dan zal er een wereldomvattende campagne worden gemobiliseerd om een passend crescendo te bewerkstelligen voor wat er is volbracht in een eeuw die door niemand minder dan `Abdu'l-Bahá zelf werd beschouwd als een periode die "eeuwigdurende sporen zal achterlaten."
Met liefdevolle Bahá'í groeten,
- The Universal House of Justice