The Universal House of Justice
Ridván 1978
To the Bahá’ís of the World
Dearly loved Friends,
Het doet het Universele Huis van Gerechtigheid veel genoegen zich op deze Vierde Internationale Conventie te richten tot de leden van de Nationale Geestelijke Raden, bijeengekomen in het Heilige Land, in tegenwoordigheid van de Handen van de Zaak Gods en Raadgevers uit alle werelddelen, en een ogenblik stil te staan om terug te zien op de loop en de vereisten van het Vijfjaren Plan nu wij de drempel van het laatste jaar ervan overschrijden.
2 De opening van het Plan was getuige van de geestdriftige weerklank van de vrienden, de zorgvuldige bestudering die de nationale instellingen van het Geloof maakten van de verwikkelingen en de vereisten ervan, het in werking stellen van het mechanisme en het opstellen van projecten om de doelen ervan te behalen, en de dikwijls grote krachtsinspanning teneinde het eerste van de drie voornaamste doelen - de bescherming en consolidatie van alle overwinningen uit vorige campagnes - veilig te stellen. Deze fase strekte zich in veel landen over een periode van verscheidene maanden uit en ging in andere landen door tot halverwege het Plan.
3 Het middelste jaar van het Plan zag het houden van de Internationale Conferenties en de vele regionale en nationale conferenties die aansluitend werden gehouden, en wijd en zijd de bezieling overdroegen die uit deze acht grote samenkomsten der gelovigen voortvloeide. De bijeenkomsten zetten tot een versnelling van het werk aan en hielpen de gelovigen over de gehele wereld tot een nieuwe realisatie te komen van de verantwoordelijkheid die was toevertrouwd aan de volgelingen van de Grootste Naam voor de geestelijke wedergeboorte van hun medemensen.
4 Wij bevinden ons nu in het laatste stadium van het Plan, en deze Conventie verschaft ons een welkome en gunstige tijd om onze vooruitgang naar waarde te schatten en onze gedachten te richten op het volledige behalen van de doelen ervan.
5 Van de 130 Nationale Geestelijke Raden die gedurende het laatste jaar van het Plan in werking zijn, hebben 50 hun onderrichtsdoelen bereikt of bijna bereikt. Van de overige 80 Nationale Raden maken er zo'n 40 tal vol vertrouwen vorderingen en zijn verzekerd van de overwinning als het huidige tempo in hun onderrichtswerk blijft gehandhaafd. Negen Nationale Geestelijke Raden zijn beperkt door situaties die de vervulling van hun thuisfrontdoelen afhankelijk maken van omstandigheden die buiten hun macht liggen. De resterende 30 nationale Gemeenschappen zijn helaas aanzienlijk achtergebleven, en alleen krachtige en opofferende inspanningen zullen hen in staat stellen hun doelen te behalen.
6 Het tweede van de drie voornaamste doelen van het Plan een enorme en wijd verspreide toename van de Bahá'í gemeenschap geeft een grote, maar geografisch ongelijke vooruitgang te zien. Nu zijn er meer dan 19.000 Plaatselijke Geestelijke Raden en het aantal plaatsen waar Bahá'í wonen is meer dan 83.000. Deze uitbreiding ging vergezeld van een sterk verhoogde toename van proclamatie en van een toenemend gebruik van massamedia, zoals radio en televisie.
7 Er is merkbare vooruitgang geboekt bij het verkrijgen van meer erkenning voor de Zaak Gods en bij het aankweken van goede betrekkingen met de burgerlijke autoriteiten in deze tijd een zaak van vitaal belang nu er een groeiende oppositie is tegen het Geloof van hen die opgeschrikt worden door de vooruitgang ervan, aangezien zij de ware aard en bedoeling van het Geloof verkeerd uitleggen.
8 Enkele van de belangrijkste verworvenheden van het Plan met betrekking tot het derde belangrijke doel waren de ontwikkeling en de duidelijke aard van het Bahá'í leven en de consolidatie en versterking van de structuur der Bahá'í gemeenschap. De geliefde Handen van de Zaak Gods die steeds in de voorste gelederen stonden van zovele aspecten van het werk van het Geloof, hebben op dit gebied zeer grote diensten bewezen.
9 De Plaatselijke Geestelijke Raden middelpunten voor het onderricht van het Geloof en de consolidatie van de gemeenschap krijgen meer ervaring, worden volwassener en wijzer, bewijzen dat zij krachtige werktuigen zijn om het Bahá'í leven te voeden en zij voeren in toenemend aantal de plannen uit voor de vestiging van het Geloof in gebieden buiten hun eigen rechtsgebied, onder de algemene leiding van hun Nationale Geestelijke Raden en met de bemoedigende hulp van de Hulpraden en hun assistenten. Het werk Plaatselijke Geestelijke Raden te vormen is in de nabije toekomst een taak waaraan geen einde komt. Daar de Bahá'í gemeenschap, die over de gehele wereld nog heel dun is verspreid, zich voortdurend en met toenemende snelheid naar nieuwe gebieden beweegt, zullen nieuwe Raden ontstaan die geduldige hulp en opleiding in hun heilige plichten van node hebben.
10 De toewijding en zelfopoffering van de vrienden waardoor zij aangetrokken worden tot de bekrachtiging van Bahá'u'lláh, hebben de grote vooruitgang die tot nu toe is gemaakt tot resultaat gehad. Bewijzen van deze inspanningen zijn te zien in het toenemend aantal nationale gemeenschappen die onder het wijze beheer en de moedige leiding van hun Nationale Geestelijke Raden financieel onafhankelijk worden; in het feit dat steeds meer gelovigen persoonlijk bepaalde doelen, en plannen om te dienen, voor de vooruitgang van het Geloof, op zich nemen; in de vestiging van meer dan 2000 pioniers gedurende het Plan; in de toename van reizend onderricht, individueel en in groepen; in een grotere bewustwording van de kracht van het gebed, en op veel andere manieren. Drie vitale aspecten van het Bahá'í gemeenschapsleven die een opmerkelijke vooruitgang hebben gemaakt in de afgelopen vier jaar zijn: de ontwikkeling van de diensten van de vrouw en van de jeugd, en de Bahá'í opvoeding van kinderen. De jongeren staan reeds lange tijd in de voorste gelederen van het onderrichtswerk en nu verheugt het ons te zien dat de vrouwen, in zoveel landen waar hun capaciteiten voordien grotendeels onbenut bleven, hun kundige diensten aan het leven van de Bahá’í gemeenschap wijden. De opvoeding van Bahá'í kinderen krijgt ook veel aandacht, wat veel goeds belooft voor de toekomstige generaties van Bahá'ís.
11 De ervaring heeft geleerd dat actieve en liefdevolle samenwerking tussen het Continentale College van Raadgevers en Nationale Geestelijke Raden een bijzonder bezielende en krachtgevende factor is in de vooruitgang van het Geloof in alle aspecten van het werk. De groei van de gemeenschap in overweging genomen, werd het aantal van de Continentale Raadgevers gedurende het Plan verhoogd tot 64, en het aantal leden der Hulpraden tot 675. Onder de hun gegeven machtiging hebben de leden der Hulpraden tot nu toe 3.358 assistenten benoemd die nu reeds een belangrijke rol spelen in de vorming en consolidatie van Plaatselijke Geestelijke Raden en het aankweken van de Bahá'í levenswijze in plaatselijke gemeenschappen. Met het coördineren en leiding geven aan het werk van deze Continentale Colleges vanuit het Heilige Land, is het Internationale Onderrichts Centrum nu goed ingewerkt in de uitvoering van zijn verantwoordelijkheden, de indrukwekkende rol aankondigend die het bestemd is te vervullen in het functioneren van het Bestuursstelsel van Bahá'u'lláh.
12 Het Geloof maakt zowel een tijd van reusachtige mogelijkheden en ontwikkeling door als een tijd van groeiende oppositie en toenemende ingewikkeldheid van de problemen waarvoor het komt te staan. De gelegenheden moeten worden aangegrepen en deze problemen worden overwonnen, want deze tijden zijn zò kritiek, dat de loop van de menselijke geschiedenis in de toekomst dagelijks in de weegschaal ligt. Gedurende dit jaar zal het Universele Huis van Gerechtigheid zich beraden over de aard, de duur en de doelen van de volgende fase in de uitvoering van het goddelijke Plan. De hechte basis van het behalen der doelen van het Vijfjaren Plan, van zowel de kwaliteit als de kwantiteit daarvan, is daarom de brandende noodzaak van de maanden die nu voor ons liggen. Laten wij met een geest van optimisme, met vertrouwen, moed en eenheid voorwaarts gaan. Hoe groter de liefde en de eenheid onder de vrienden, des te sneller zal het werk vorderen.
13 Moge de Almachtige de inspanningen van Zijn dienaren zegenen en hen inspireren om in Zijn Geloof op te staan met zulk een stralend ge loof en zelfopoffering dat het de hulp zal aantrekken van de over winnende legers der Allerhoogste Schare.
- The Universal House of Justice