The Universal House of Justice
Ridván 1971
To the Bahá’ís of the World
Dearly loved Friends,
Op 28 november 1971 zal de Bahá'í wereld voor de vijftigste maal het Verscheiden van 'Abdu'l-Bahá, het Middelpunt van het Verbond, het Teken van de Eenheid der Mensheid, het Geheim van God, herdenken, een Gebeurtenis die tegelijk het einde van het Heroïsche Tijdperk van ons Geloof betekende, de aanvang van het Vormende Tijdperk en de geboorte van de Bestuursorde, de kern en het patroon van de Wereldorde van Bahá'u'lláh. Wanneer we de vruchten beschouwen van de Dienstperiode van de Meester, geoogst in de eerste vijftig jaar van het Vormende Tijdperk, een periode die beheerst werd door de dynamische en geliefde figuur van Shoghi Effendi, wiens leven gewijd was aan de systematische uitvoering van de voorzieningen van de Wil en het Testament van 'Abdu'l-Bahá en van de Tafels van het Goddelijk Plan - de twee handvesten door de Meester voorgeschreven voor het bestuur en het onderricht van de Zaak van God - (dan) zullen we zeker een gevoel van ontzag ervaren bij het vooruitzicht van de volgende vijftig jaar. Die eerste halve eeuw van het Vormende Tijdperk zag de Bahá'í Gemeenschap groeien van een paar honderd plaatsen in 35 landen in 1921 tot meer dan 46.000 plaatsen in 135 onafhankelijke staten en 182 belangrijke gebieden en eilanden vandaag de dag, werd gekenmerkt door het oprichten van het kader van het Bestuursstelsel over de hele wereld, wat op zijn beurt erkenning van het Geloof heeft gebracht door vele regeringen en burgerlijke autoriteiten, en de officiële erkenning in de consultatieve status bij de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties; en was getuige van de uitbreiding van naar vele delen van de wereld van die "intocht bij massa's" die beloofd was door de Meester en zo vurig verwacht door de vrienden.
2 Een nieuwe horizon is nu te onderscheiden, helder door de tekenen van opwindende ontwikkelingen in het zich ontplooiende leven van de Zaak van God. Daar dichterbij komen gaat via een volledige overwinning in het Negen Jaren Plan. Want we moeten nooit vergeten dat de Tien Jaren Kruistocht van de geliefde Behoeder, het huidige Negen jaren Plan, andere nog volgende plannen gedurende opeenvolgende perioden van het Vormende Tijdperk van het Geloof allemaal fasen zijn in de uitvoering van het Goddelijke Plan van 'Abdu'l-Bahá, uiteengezet in tien van Zijn Tafels aan Noord Amerika.
3 Het Negen Jaren Plan is flink gevorderd en deze Ridván zal getuige zijn van de instelling van nog zeven Geestelijke Raden: vijf in Afrika, één in Zuid Amerika en één in het gebied van de Stille Zuidzee, waarmee het totale aantal van deze verheven lichamen op 101 wordt gebracht. Volgende Ridván zullen de negen die zijn aangekondigd, worden gevormd, samen met nog vier, één elk in Afghanistan, Arabië, de Bovenwindse eilanden en Puerto Rico, waarmee het totaal op 114 komt, zes meer dan vereist in het Negen Jaren Plan. De leden alle Nationale Geestelijke Raden die met Ridván 1972 gekozen worden, zullen deelnemen aan de verkiezing van het Universele Huis van Gerechtigheid met Ridván 1973 wanneer een internationale conventie gehouden zal worden in het Wereldcentrum.
4 De Moedertempel van Latijns Amerika, de Mashriqu'l-Adhkár van Panama moet volgens de plannen tegen december 1971 klaar zijn en de inwijding ervan zal de volgende Ridván plaatsvinden.
5 De wonderbaarlijke bezieling die vrijkwam bij de vier Oceanische en Intercontinentale Conferenties, samen met de praktische voordelen die de Zaak daardoor ten goede kwamen, versterken onze hoge verwachtingen dat de vier dit jaar te houden Conferenties klinkende successen zullen zijn en meer pioniers tot resultaat zullen hebben, meer reizende leraren, grotere proclamatie van de Boodschap en een verhoging van de geestkracht en toewijding van de vrienden.
6 Ons beroep op de vrienden in december 1970 om steun aan het Internationale Bahá'í Fonds, dat in een ernstige toestand was geraakt tengevolge van verschillende onvoorzien omstandigheden, heeft een schitterende reactie opgeleverd uit vele landen van de wereldwijde Bahá'í Gemeenschap, en wij zijn bemoedigd in het geloof dat deze uiting van toewijding en opoffering, als zij voortduurt en zich wijder verspreidt, de toestand zal opheffen die het behalen van de gekoesterde doelen van het Negen Jaren Plan ongunstig dreigde te beïnvloeden.
7 De reizen en andere diensten van de Handen van de Zaak van God wekken voortdurend onze dankbaarheid en vreugde, zelfs verwondering en verbazing. Hun daden doen de handelingen van apostelen van voorheen verbleken en verlenen eeuwige glans aan deze periode van het Vormende Tijdperk. Uit naam van alle vrienden van overal bieden wij hen onze eerbiedige liefde en dankbaarheid aan. Passend is hier de vermelding van het verscheiden, na zeventig jaren voorbeeldige dienst aan het Geloof, van Hand van de Zaak Agnes Alexander, wier vroege diensten in Hawaii door de Meester groter werden genoemd dan indien ze een koninkrijk zou hebben gesticht.
8 Beperkende maatregelen, gericht tegen het Geloof en in strengheid wisselend van openlijke onderdrukking tot het opleggen van belemmeringen, maken het bereiken van de doelen van het Negen Jaren Plan vrijwel onmogelijk in een aantal landen, vooral in het Midden Oosten, in Noordwest Afrika, aan de rand van Oost Afrika en bepaalde gebieden van Zuidoost Azië. Het is te hopen dat die Bahá'í gemeenschappen die de vrijheid genieten om hun Geloof te kunnen onderrichten zozeer hun eigen doelen zullen overtreffen, dat zij in ruime mate zullen opwegen tegen de belemmeringen waaronder hun minder gelukkige broeders lijden. Het leger van reizende leraren moet worden versterkt en de vrienden, vooral de Bahá'í jongeren worden opgeroepen ernstig na te gaan hoeveel tijd zij kunnen Geven aan het Geloof gedurende de overblijvende twee jaren van het Negen Jaren Plan. Onderrichtsbezoeken van korte of lange duur, afvaardiging van anderen, het op zich nemen van taken waardoor andere vrienden tijd krijgen voor onderrichtswerk, zijn allemaal middelen voor het in harmonie opbouwen van die laatste vloedgolf die het Plan naar de overwinning zal dragen.
9 Twee hoofdoogmerken van het Plan zijn de vorming van nieuwe Plaatselijke Geestelijke Raden en het openstellen van nieuwe plaatsen. 13.996 Plaatselijke Geestelijke Raden worden vereist; 10.360 bestaan nu. 54.503 plaatsen moeten aanspraak maken op een Bahá'í bewoner; in 46.334 is dat nu het geval. Het einddoel is in zicht, de tijd kort. Maar de groei die wordt weergegeven in de bovenvermelde statistieken hoeft niet op alle niveau's en in alle gebieden plaatsgevonden. Want terwijl een aantal nationale gemeenschappen de aan hen toegewezen doelen al voltooid of zelfs overtroffen hebben, staan velen tegenover de grootste moeilijkheden bij het bereiken van de hunne. Met wederzijdse hulp en een toename van de al opgewekte stuwkracht kan er geen twijfel aan bestaan dat de Gemeenschap van de Allergrootste Naam in staat is naar een totale overwinning voort te stuwen, waarbij zij een beeld zal krijgen van die betoverende vergezichten die nu nog voorbij horizon liggen.
10 Het tweeledige proces dat zo duidelijk beschreven is door de Geliefde Behoeder in zijn korte studie "De Ontplooiing van een Wereldbeschaving de gestage vooruitgang en versterking van de Zaak van God aan de ene kant en de toenemende desintegratie van een zieltogende wereld aan de andere kant zal ons ongetwijfeld nieuwe taken opleggen: de verplichting om nieuwe benaderingswijzen voor het onderricht te ontwikkelen, om een gedesillusioneerde wereld duidelijker de Bahá'í manier van leven te tonen, en om, de bestuursinstellingen van het Geloof doeltreffender te maken. Het gezag en de invloed van Nationale en Plaatselijke Geestelijke Raden zullen versterkt moeten worden om hen in staat te stellen met grotere Bahá'í gemeenschappen om te gaan; het internationale karakter van de Zaak moet ontwikkeld worden, terwijl het internationale bureau voor onderricht van het Wereldcentrum, dat in vorige algemene brieven al vermeld is, ingesteld zal worden.
11 Hoe boeiend zulke overwegingen ook zijn, die in de nabije toekomst zich waarschijnlijk van onze aandacht meester zullen maken, zij moeten toch onze en wilskracht niet afleiden van de onmiddellijke taak - de doelstellingen van het Negen Jaren Plan. Het bereiken daarvan is de beste voorbereiding voor de toekomst en het middel voor de ontwikkeling van nieuwe krachten en capaciteiten in de Bahá'í gemeenschap. Wij zijn vol vertrouwen, dat het Leger van Licht, groeiend in kracht en eenheid, tegen 1973, het jaar van het eeuwfeest van de openbaring van Kitáb i Aqdas, de hoogten van weer een nieuwe top beklommen zal hebben op het pad dat uiteindelijk naar de brede hooglanden zal leiden van de Allergrootste Vrede.
- The Universal House of Justice